Lieve vader, ik moet je wat vertellen. Als een echte zoon probeer ik me
al jaren van je los te worstelen. De worsteling duurt al zo’n veertig jaar.
Vanaf het prille begin heb je je stempel weten te drukken op mijn opvoeding.
Met je strenge blik, je imposante lijf. Je altijd gewichtige woorden. Tot op de
dag van vandaag. Een zondag zonder jou kan ik me amper heugen.
Je hebt me geleerd te houden van de mooie dingen in het
leven. Soms waren het hoofdzaken, vaak bijzaken. Maar wel de mooiste bijzaken..
Want jij leerde me, dat de schoonheid van dingen meestal in kleine dingen
verscholen ligt. Jij predikte sport als ware het leven. Ik liet mij gewillig
vormen.
Ik werd groter en jij groeide mee. Steeds meer trokken wij
samen op in onze liefde voor wielrennen. Je liet me steeds meer laagjes zien
die in sport verscholen liggen. Een huilende Knetemann, een jonge Amerikaan die
vocht tegen kanker. Jij schotelde het voor, ik at het gewillig.
Alles wat je zei nam ik, zonder je woorden te wegen, als waarheid
aan. Steeds meer werd ik een zoon die zijn vader als voorbeeld nam. Je werd
mijn goeroe die geen tegenspraak duldde en die ik ook niet wilde geven.
Compleet geïndoctrineerd door wat jij verkondigde. Ik was op zoek naar
veiligheid en vond dat in jouw woorden.
Door hoe jij in de wereld stond, en met name in de
sportwereld, werd jij een hoge boom. Misschien ongewild, maar je werd het. Er
was geen weg meer terug. Je ging steeds verder in je eigen wijze, je eigen
stijl, je eigen waarheid. Uit liefde hield ik mijn oogkleppen op. Over jou geen
kwaad woord.
Sommige zeiden dat je te eigenzinnig werd, of zelfs van de
werkelijkheid verwijderd. Het stigma narcist werd steeds vaker op je geplakt.
En alleen maar om dat jij zei dat je vond dat je dingen mocht zeggen. De mensen
begrepen je gewoon niet pa!
Je werd ouder… en ik ook. En je werd kritischer.. en ik ook.
Jij vroeg jezelf steeds vaker af: “Mag ik dat zeggen?” Ik
vond steeds vaker dat je dat niet mocht zeggen, maar voor ik je tegen kon
spreken, had je je eigen vraag al beantwoord: “Ja, dat mag ik zeggen”.
Ik zette me steeds meer van je af, als een echte zoon. Ik
begon je eigenzinnigheid, je narcisme, ook steeds meer te zien. Soms bekroop me
zelfs de gedachte dat het beter zou zijn als je met pensioen zou gaan. Begin
dit jaar was ik klaar met je. Je ging te ver, toen je een topsportster die je
aan tafel had, af serveerde. Je stelde de verkeerde vragen, met alleen maar als
doel iemand te breken. Je verschool je achter je status. Nog steeds ben ik
pissig op je. Het is niet erg om één keertje een boetekleed aan te trekken. Die
hebben ze vast ook met Noorse motieven. Je weigerde dit. Ik ben bang dat
narcisme al te diep in je ruggenmerg verscholen ligt.
Gistermiddag hoorde ik je weer. Het ging over sport en de
mooie dingen die daarin verscholen liggen. Je kan er nog altijd prachtig over
vertellen. Maar weet je wat het rare is?
Dat heb je mooi gezegd over Onze Vader/Oom.
BeantwoordenVerwijderenThanks Frank!
BeantwoordenVerwijderen